Vanuit dierperspectief gezien zijn dit soort Hollandse waterwerken migratiebarrières. Ze worden nu als een van de oorzaken gezien van de dramatische achteruitgang van de palingstand.
De paling ofwel aal is een raadselachtig dier waar wij nog altijd het fijne niet van weten. Jonge palingen die opgroeien in onze binnenwateren blijven minimaal zeven jaar hier. Dan zwemmen ze om zich voort te planten de 6000 kilometer terug naar de paaigronden waar ze ooit vandaan kwamen: de Sargassozee bij de Bermudaeilanden.
De larven ontwikkelen zich tot glasaaltjes die vervolgens weer op reis gaan naar kustgebieden, op zoek naar zoet water. In dat eerste levensstadium zijn ze doorzichtig, vandaar de naam. Bij het oversteken van de Atlantische oceaan vergroot die doorzichtigheid hun levenskansen.
Na twee jaar bereiken ze met behulp van de warme golfstroom onze kuststreken. Ze zijn dan zo’n 6 tot 7 centimeter groot en ruiken het zoete water van rivieren die in zee uitmonden.
Deze levenscyclus hebben ze al miljoenen jaren. Maar sinds een paar honderd jaar stuiten ze op deze dam in Katwijk aan Zee, en andere door de mens opgeworpen barrières.
Totdat hier in 1806 de eerste sluis werd gebouwd, konden glasaaltjes ongehinderd doorzwemmen in wat nu de Oude Rijn is. In 1881 kwam er een stoomgemaal en in 1954 werd die verouderde ingreep nog eens grondig overgedaan, om de waterstand in de provincie Zuid-Holland nog beter te reguleren.
Daardoor werd deze wand een niet te nemen hindernis voor de glasaal en andere vissoorten. Pas bij de laatste renovatie van 2011 werd er een vispassage toegevoegd.
Vanwege de dramatische achteruitgang van de palingstand werd in 2007 de Europese Aalverordening van kracht. Er worden de laatste jaren overal vispassages aangebracht in onze sluizen en dammen om de in- en uittrek van vissoorten te bevorderen. Om te kijken of dat werkelijk effect heeft moet er worden gemeten.
De constructie waarop de twee mannen staan is een glasaaldetector, een innovatie van Waardenburg Ecology.
Door de slang die links uit de wand komt stroomt zoet rivierwater in de glijbaan, rechts onder de witte bak. Omdat de glasaaltjes op zoek zijn naar zoet water werken ze zich omhoog via een canvas in die glijbaan.
Zijn ze bovenaan, dan vallen ze in een bassin onder die witte bak. Daar kunnen ze niet uit. Ze worden geteld en daarna weer teruggezet.
Op verschillende plekken langs onze kust en landinwaarts worden in het voorjaar glasaaltjes op bepaalde dagen gemerkt met een kleur.
Zo komen wij niet alleen iets te weten over de aantallen van deze wonderbaarlijke dieren, maar ook over de route die ze afleggen.
Eindelijk bieden wij palingen op zoek naar hun leefomgeving weer een opening. Nu maar hopen dat het tij nog te keren is.